Deze week was er een radenbijeenkomst bij Laborijn, de uitkerende en naar werk begeleidende instantie. Wij politici zijn geneigd om door een economische en soms wat rozige bril naar de samenleving te kijken.

Het begrip ‘klant’, wordt in de politiek gebruikt om mensen te duiden die gebruik maken van zorg of overige diensten via de overheid. 

Klant is een term die komt uit de economie. Tussen een klant en een verkoper bestaat doorgaans een redelijk gelijkwaardige relatie. De klant wil een product kopen, de verkoper biedt een product aan en ontvangt daarvoor geld van de klant. Er vindt een ruiltransactie plaats. Bevalt de kwaliteit van het product niet, of is de prijs niet marktconform, dan staat het de klant vrij om naar een andere verkoper te gaan. Dat is voor de koper het voordeel van concurrentie, je hebt keuze. Voor het bedrijfsleven en afnemers werkt dit uitstekend. 

De mogelijkheid om naar een ander te gaan heeft een ‘klant’ van Laborijn niet. Er is maar één Laborijn. Sterker nog, hij of zij klopt aan bij Laborijn juist vanwege gebrek aan geld. Ontslag, het eigen bedrijf gaat failliet, een scheiding, gezondheidsklachten, allerlei factoren kunnen een rol spelen. De bestaanszekerheid staat onder druk. Mensen zijn afhankelijk van Laborijn.

Laborijn keert geld uit, mits aan alle voorwaarden is voldaan, biedt overige diensten aan en blijft gedurende het hele proces controleren of aan alle voorschriften door de uitkeringsgerechtigde wordt voldaan. Dit verzint Laborijn niet zelf, dit doet Laborijn in opdracht van de politiek. Net zoals Laborijn zijn ontstaan heeft te danken aan de politiek. Hier worden we als politici liever niet al teveel aan herinnerd. We hebben het veel liever over ‘klanttevredenheid’ en de ‘menselijke maat’. Wat die ‘menselijke maat’ precies inhoudt, daar hebben we doorgaans niet echt een idee bij. Het hoeft ook niet uitgelegd te worden. De term stelt ons al gerust en is een bevestiging dat we goed bezig zijn. In die zin zijn we wat tegenstrijdig. 

Als er dan dingen blijken mis te gaan bij Laborijn, juist ten aanzien van die ‘klanttevredenheid’ en ‘menselijke maat’, dan zijn we hevig verontrust. We willen hoe dan ook grip op de situatie, maar hoe het dan wel moet, weten we vaak niet.

Wat voor het onderwijs, de zorg en de jeugdhulp van toepassing is, geldt ook voor de professionals die de participatiewet uitvoeren. Stel vertrouwen in hun deskundigheid. Laat professionals zelf beslissen wat in hun ogen het beste is, om een uitkeringsgerechtigde te helpen. Hoe je diens bestaanszekerheid het beste waarborgt en tegelijkertijd degene helpt om zo snel mogelijk weer zijn of haar draai te vinden in de maatschappij. Marktwerking en overmatige controle in de dienstverlening van de overheid is een mix, die regelmatig leidt tot ontevredenheid bij burgers.  
Controle is prima, het gaat per slot van rekening om belastinggeld opgebracht door burgers. Doorgeschoten bemoeizucht vanuit de overheid niet. Ook hier geldt ‘de menselijke maat’.

Tegelijkertijd wat minder de zelfredzaamheid van kwetsbare burgers overschatten. Deze burgers vind je bij uitstek bij een organisatie als Laborijn die de participatiewet uitvoert. 

Het is naar de mensen eerlijker, om het niet meer te hebben over klanten. Het suggereert iets wat er simpelweg niet is. Het is op de eerste plaats aan de overheid om zo goed mogelijk de randvoorwaarden te creëren waarop uitvoerders van de participatiewet hun werk kunnen doen. Waarop zij vervolgens naar eer en geweten hun werk doen voor uitkeringsgerechtigden, en in het verlengde daarvan in het belang van de samenleving. Ik denk dat het met die tevredenheid van uitkeringsgerechtigden vanzelf een stuk beter gaat. Dat laatste geldt ook voor het werkplezier van degenen die de participatiewet uitvoeren. 

Uiteraard kunnen we ook nog over gaan op een basisinkomen. Geen controle oftewel de ultieme vorm van ‘de menselijke maat’.