Door: Frans van Doesum

Foto's

Aandacht in Turkse media voor deze reis:
Voorpagina Dünya
Artikel in Dünya 
Artikel in Merhaba

Samen met mijn collega-raadslid Abdullah Arik maakte ik onlangs deel uit van een delegatie raads- en statenleden die een werkbezoek bracht aan Turkije. Het tijdstip was hot: juist de week ervoor had Turkije de toezegging gekregen dat er onderhandelingen beginnen over toetreding tot de EU. Dat hebben we geweten.
Iedereen in Turkije wilde erover praten. De kranten stonden er vol van en je kon de Turkse tv in de hotelkamer niet aanzetten of er kwam wel een hotemetoot voorbij die een mening had. Aan het begin van onze reis dacht ik zelf, dat ik vrij zeker wist dat Turkije lid moest worden. Goed voor de economie van Turkije, goed voor de integratie van de islam in Europa, goed voor de stabiliteit in het Midden Oosten. Nu ik terug ben, weet ik het zo zeker niet meer.
Ons gezelschap bestond uit een mix van volksvertegenwoordigers van Turkse en Nederlandse origine. De intensieve omgang met jonge succesvolle Nederturken was weldadig. De discussies met elkaar in de bus waren minstens zo vruchtbaar als de ontvangsten in stadhuizen, ambassades en in het parlement. Deze jonge mannen en vrouwen combineren een loyaliteit aan Nederland met een verbondenheid aan Turkije en analyseerden scherp waar de problemen lagen. In de sfeer van vooroordelen en slechte informatie bij voorbeeld.
Een van mijn interessantste gesprekken vond plaats in een hoekje van een eetzaal in Adarparzalı, een stad ten oosten van Istanbul. De GroenLinksdelegatie praatte daar met de plaatselijke pers over EU-toetreding. De jonge persmensen vonden dat de EU met twee maten meet. Polen, Hongarije en de andere acht nieuwe leden mochten na een snel onderhandelingsproces al op 1 januari 2004 lid worden. Turkije heeft een draaiboek van tien tot vijftien jaar voor de boeg. De voorwaarden voor Turkije zijn veel strenger dan voor die tien. Wij vroegen: “Waarom zou je willen? Er zitten grote risico’s aan want het proces zal hardhandig verlopen: prijsstijgingen (als gevolg van eisen op het gebied van omzetbelasting, arbeidsomstandigheden, hygiëne etc.) en de daaruit voortvloeiende werkloosheid.” Zij weer: “Atatürk, de stichter van het moderne Turkije, heeft ons richting Europa gezet. Toetreding tot de EU is de uiterste consequentie hiervan. De gevolgen nemen we voor lief, want we willen bij Europa horen.” De burgemeester van Adarparzalı leidde ons daarna rond in het aardbevingsmuseum, gewijd aan de ramp die in 1999 het leven kostte aan zo’n 2000 inwoners. Indringende foto’s. Een deel van de vloer imiteerde (met ons erop) het onheilspellende gerommel en geschud van die fatale dag. Het gemeentebestuur was nog volop bezig met de gevolgen. Onder andere is een nieuwe bouwverordening van kracht die bouwen in maximaal twee bouwlagen toestaat. Een paar kilometer verderop bezochten we een basisschool die na de aardbeving met geld van Utrechtse gemeenten en de provincie is gebouwd. De school heet ook “Utrecht”.

In Ankara, dat we na een nachtelijke busreis bereikten (jammer want we konden het imposante landschap slechts vermoeden) werden we ontvangen door Bülent Arinç, de voorzitter van het Turkse parlement. Hij is een representant van de AKP, de partij die die de absolute meerderheid heeft in het parlement (370 zetels tegen 180 voor de oppositie). De AKP is een gematigd conservatieve partij, rechts van het midden, met een voor Turkije ongewoon islamitisch karakter. Turkije is immers sinds Atatürk een seculier land waar de godsdienst geen rol speelt in de politiek. De AKP is door deze meerderheid in staat rigoureuze maatregelen door te voeren op economisch en politiek terrein. Je moet ze nageven dat daardoor Turkije in snel tempo wordt klaargestoomd voor de EU. De inflatie is bv. verminderd van 80% tot 10%.  De doodstraf is afgeschaft en op het hele terrein van de mensenrechten is veel (nog niet alles) bereikt. Arinç schetste de gang van Turkije richting Europa vanaf 1954. Toen werd een mensenrechtenverdrag ondertekend en in 1963 volgde een eerste overeenkomst met Europa.” Europa heeft een standaard bereikt in welvaart, welzijn, vrijheid, democratie. Die keus hebben wij ook gemaakt.” In een andere ruimte in de Turkse Tweede Kamer hadden we een gesprek met de voorzitter van de parlementaire commissie voor de toetreding. Ömer Inan en de vice-voorzitter (van de sociaal-democratische oppositie) Alcan Hacaloğlu ontvangen bijna dagelijks delegaties uit de EU. 75% van de Turken wil toetreden. Dertig jaar geleden was dat nog maar 25%. Inan schetste de stille revolutie die Turkije de laatste twee jaar doormaakt. Openbaar bestuur, strafwetgeving, rechtspraak, de rol van het leger. Zijn pleidooi is één luide schreeuw  naar Nederland: nu jullie EU-voorzitter zijn: help ons! Hacaloğlu beschreef vooral de rol van het lokaal bestuur. Turkije kent een sterk centraal gezag. De lokale politiek staat het dichtst bij de bevolking en moet nu meer participatie organiseren. Dat zal een heilzame werking hebben naar de hogere bestuurslagen en de Turken meer geïnteresseerd maken in de politiek, die nu nog vaak ver van het eigen bed is. De problemen tussen het centraal gezag en de lokale besturen behoren volgens Hacaloğlu tot de verleden tijd. Op mijn vraag of het ook in de planning ligt om de Koerden en de Armeniërs, naar analogie van de Catalanen in Spanje, een vorm van zelfbestuur te geven in een federaal verband, ontstaat verwarring. Zowel de gastheren als mijn Nederturkse reisgenoten zijn enigszins geshockeerd over zo’n rechtstreekse vraag. Het antwoord is natuurlijk: nee. Turkije houdt een sterk centraal gezag. Er zijn hervormingen op het gebied van onderwijs, tv en radio en taalcursussen ten gunste van de minderheden. In de wandelgangen van het parlement mag zelfs Koerdisch worden gesproken. Nou nou. En of we in Nederland de Turken ook autonomie geven?
Toch een kleine aap uit de mouw dus. Koerden en Armeniërs (de laatsten waren het slachtoffer van Turkse strijd in de jaren ’20) blijven een open zenuw voor de Turken. Toch zal ook dit onderwerp uitgediscussieerd moeten worden vóór Turkije een vanzelfsprekend EU-lid kan worden. Gelukkig kwamen na afloop enkele medereizigers naar me toe: “Goed dat je het aansneed.” Onder hen was zelfs een collega van Turkse afkomst, al kwam die een dag later. Er zijn nog steeds taboe-onderwerpen in dit land.
Zo niet voor Mehmet Dülger, de vlot Engels sprekende voorzitter van de kamercommissie van buitenlandse zaken (alle anderen hadden tolken nodig). Een man naar ons hart, die kritische vragen niet uit de weg ging. Hij sprak onbevangen over de bezwaren die overal in Europa leven tegen een Turks lidmaatschap. “Kunt u garanderen dat er in Turkije geen martelingen meer plaatsvinden?” “We gaan uit van zero tolerance tegenover martelingen, maar we weten niet zeker of het ergens nog bestaat. We treden op als het gemeld wordt en de meldingsstatistieken gaan omlaag.” Turkije blijkt (dat wist ik geeneens: foei!)al twee keer eerder een aanbod te hebben gehad voor EU-onderhandelingen. De condities waren toen voor Turkije niet erg aanlokkelijk, aldus Dülger. “We were the market, they were the common”. Op een vraag naar de absolute prioriteiten: “het hervormingsproces, de onderhandelingsmethoden, het informeren van landen die Turkije niet zo goed kennen en de positie van vrouwen.
Tenslotte spreekt hij zich uit over stedenbanden. Ik spits mijn oren, want zo’n stedenband met een Turkse stad hebben wij in ons verkiezingsprogram staan. Een goed idee om burgers en bestuurders met elkaar in contact te brengen op lokaal niveau. Maar laat het niet een bestuurdersclubje worden. Het Turkse ministerie van buitenlandse zaken heeft een program om tweelingsteden te koppelen. Dat kan zomaar niet van onderop. Turkse steden hebben toestemming nodig. Toch weer dat centrale gezag.

Even waren we weer terug in Nederland. De Nederlandse ambassade in Ankara  (zwaar bewaakt, veel Turken buiten wachtend op een visum) is immers een stukje Nederland in Turkije. Dat was ook te merken aan de broodjes kaas en –gezond, die wel wat afstaken tegen de copieuze maaltijden die de Turken ons aanboden. Maar goed: ambassadeur Gosses had een prima verhaal.
Hij was nogal te spreken over de stille revolutie die de afgelopen twee jaar heeft plaatsgevonden in Turkije. Twee jaar geleden was er nog uitzichtloosheid. Nu heerst de sfeer van: er gebeurt wat. De gemiddelde leeftijd van politici was twee jaar geleden 76. De economische crisis van 2001 was verschrikkelijk. Sindsdien ben je in Turkije gauw miljonair. Een miljoen lira is € 1,80. In een paar maanden tijd waren er 1 miljoen werklozen bij. Toen brak de opvatting door: dit kan niet. De huidige premier Erdoğan stelde zich aan het hoofd van een nieuwe beweging (AKP) die in één klap de absolute meerderheid behaalde (ik herinner me nog de schrik: een islamitische partij aan de macht). Deze verandering brengt een nieuwe politieke klasse aan het stuur. De zwarte Turken. Zij zijn gewone, goed opgeleide Turken  (artsen, industriëlen, ambtenaren, leraren) meest uit Anatolië, die in het oude Turkije geen rol speelden. Tot dan bestond de politieke elite uit “witte” Turken, meest afkomstig uit Europees Turkije, met Bulgaarse, Griekse voorouders, een klasse die ook al in het Ottomaanse Rijk de dienst uitmaakte. De ambassadeur schetst een interessant beeld. Turkije als een sovjetstaat. De enorme bureaucratie, de politieke elite, de kosten van het leger en de zeggenschap van militairen laten een gelijkenis van 95% met een sovjetstaat zien. Dezelfde apathie onder mensen ook. De burgers zijn er voor de staat, de staat is er niet voor de burgers. De mentaliteit van de jaren ’20 is min of meer blijven bestaan. Mild, maar je moet niet aan de verkeerde kant staan. Turkije kende 57 regeringen sinds WO II. En nu is er opeens een krachtdadige regering, die toevallig het tij mee heeft. De partijdemocratie deugt nog van geen kant en vrouwen zijn er veel te weinig in de politiek. Van de economie is alleen nog maar de rommel opgeruimd. 45% van het BNP gaat naar aflossing van schulden. Bijna 55% gaat naar salarissen van ambtenaren. Zo blijft er weinig te investeren over. De toetreding tot de EU wordt gebruikt als voertuig om hervormingen tot stand te brengen.  Erdoğan is in het kader van die toetreding gaan reizen, waardoor Turkije uit zijn isolement kwam. Turkije bouwt aan zijn reputatie (ook onze reis past daarin). Hervormingen in leger en juridische wetgeving doen pijn bij de nomenklatoera maar kunnen desondanks nu ineens van de grond komen.
De ambassade houdt zich ook bezig met Turken die een relatie met Nederland hebben. Het gaat om 20.000 geremigreerde Turken met een uitkering en nog een onbekend aantal Turken in Nederland met een bijstandsuitkering. Er een afdeling van de Sociale Verzekeringsbank, die onderzoeken doen onder geremigreerde Turken met een uitkering. Wat is hun vermogen? Er zijn nog wel eens mensen met een bijstandsuitkering die onroerend goed blijken te bezitten in Turkije. Dat moet worden opgespoord. Kritische vragen onzerzijds konden de inleidster niet vermurwen: je kunt deze sociale wetten alleen maar handhaven als je misbruik tegengaat, dus er moet controle zijn. En ze stemt GroenLinks. In beide dingen heeft ze gelijk. Gemeenten kunnen via het IBF (internationaal bureau fraude) in Arnhem een vermogensverzoek in Turkije aanvragen. N Nn Turkije aanvragen.et IBF in Arnhem een verzoek et controle zijn. eidster niet vermurwen: je kunt deze sociale wetten alleen iet alle gemeenten doen dat.
Ons laatste gesprek had plaats met Omar Dince, een adviseur van de minister-president. Ook hij wees op de lage participatiegraad van het Turkse volk bij het openbaar bestuur. Er is geen interactie tussen bestuur en burgers. De burger zou tevreden moeten zijn, als een gemeentelijke of landelijke dienst is verleend. (Waar heb ik dat meer gehoord?) In Turkije begint nu aarzelend de inschakeling van experts uit bedrijven, universiteiten, vakbonden bij het openbaar bestuur. We stonden wel wat gek te kijken toen deze functionaris vertelde dat de president van Turkije (ik zou niet eens zijn naam weten) drie van de vier belangrijke hervormingswetten vooralsnog tegenhield. Aan het eind van het jaar worden ze nog eens bekeken, alkvorens ze definitief worden. In Turkije bestaat geen Eerste Kamer. Misschien dat de president de lacune van een kamer van heroverweging opvult. Toch is dat raar en nog steeds een beetje sovjetachtig: dat één persoon een wet tegenhoudt.

 

Het Doetinchemse raadslid Abdullah Arik met de voorzitter van het Turkse parlement Bülent Arinc.

Beeld uit het aarbevingsmuseum Adarparzali.

Beeld uit het aarbevingsmuseum Adarparzali.

GroenLinkskandidaat Abdullah Arik en Mehmet Dúlger, voorzitter van de commissie buitenlandse zaken van het Turks parlement.

Wachtende visumaanvragers voor Nederlandse ambassade.

Frans van Doesum (GroenLinks Doetinchem), Malika Achekar (GroenLinks Arnhem) en Abdullah Arik (GroenLinks Doetinchem) in de zetels van de gemeenteraadsvoorzitter van Istanbul.